Gisteren was alweer de tweede avond van de wijncursus die ik in het wijkcentrum geef. En ik begin het hartstikke leuk te vinden. Vooral het voorbereiden van de lessen en het proefgedeelte; ik kijk alweer uit naar de volgende! Met het voorbereiden wordt je weer eens helemaal met je neus op de feiten gedrukt, letterlijk.
Een vraag als waaruit bestaat wijn eigenlijk: 80-85% water, 8-15% alcohol, 3% vaste stoffen als suiker, zuren, tannine en maximaal 3% glycol. Je weet het eigenlijk wel, maar als het er zo staat, werkt het weer heel verhelderend, was mijn ervaring. Artikeltjes over suikergehalte, alcoholpercentages krijgen ineens weer een nieuwe duidelijkheid.
Het proeven is ook voor de cursisten het leukste deel van de avond. Vorige week schonk ik drie Rioja’s van Otonal. Een rode, een witte en een rosé. Geblinddoekt moesten we allemaal (ikzelf natuurlijk ook) proberen uit te maken welke de witte, de rode en de rosé was. De rode, dat lukte de meesten wel, maar wit en rosé bleken toch lastiger uit elkaar te halen. Dat hadden ze niet verwacht, ze vonden het een hele leuke ervaring.
Gisteren had ik twee ge-eikte en één niet ge-eikte Chardonnay. Om het verschil te proeven tussen wijnen met en zonder eik. Bovendien was dit de eerste avond dat we het proeven serieus aanpakten, met proefformulier, handige placemat van Gall&Gall voor de glazen en instructie over aroma’s en proeven.
De meningen waren verdeeld, maar uiteindelijk was ikzelf de enige die de niet-geikte (Les Chapelieres 2004, Vin de Pays d’Oc, Van Wageningen en de Lange, € 4,95) het lekkerste vond. De eik viel goed bij mijn cursisten, al vond de een de Jacobs Creek (Lukas Klamer/Makro, ca. € 4,95) lekkerder, de andere de Zuid-Afrikaanse Lindenhof (Margaret Wines, € 6,70). En dat is ook precies wat ik probeer over te brengen: er is geen goed of fout bij wijnproeven, het is belangrijk dat je leert wat je lekker vind en waarom.