Les 12 – Een ‘gründlich’ rondje Duitsland

Er zijn van die clichébeelden waar we mee opgroeien: Fransen houden van het goede leven, bij Spanjaarden is het altijd mañana, Belgen zijn dom, Duitsers doen alles gründlich.
Het was dan ook wel passend dat wij met een dergelijke degelijke Duitse grondigheid maandag 3 maart les kregen over wijnland Duitsland. Docent was René van Heusden, wijnschrijver en in een voormalig leven leraar Duits.

René’s bijdrage ging in op de problemen én de kwaliteiten van de hedendaagse Duitse wijnbouw en haar producten. Jancis Robinson, diegene aan wie ik mijn eigen voorliefde voor Riesling heb te danken, zei het ooit zo: “Germany is the most distinctive major wine producer in Europe with both wines and problems quite unlike those of anywhere else”.

Als je die problemen en kwaliteiten wilt concretiseren, kun je zaken als ‘cool climate viticulture’ en ‘wijnwet van 1971’ noemen.
Duitsland ligt voor een wijnproducerend land erg noordelijk, het is echt een klimatologisch grensgeval. Het koele klimaat van Duitsland vraagt druivenrassen die langzaam en laat rijpen; dit levert wisselende gradaties van rijpheid in de oogsten op, bescheiden mostgewichten maar ook een sterk aromatisch karakter van het fruit. De zuren zullen over het algemeen hoog zijn, waardoor er, om de wijnen drinkbaar te houden, meestal gespeeld moet worden met een beetje restzoet. Vóór de Tweede Wereldoorlog waren de wijnen bovendien overwegend zoet; dat was de stijl die al sinds de Middeleeuwen bijvoorbeeld in Nederland gretig aftrek vond. Al die tonnen Rijnwijn die de rivieren afzakten naar onze Stichtse en Hollandse markten waren zoet!

Maar in de 21ste eeuw is die tijd definitief voorbij en is dat restzoet een aspect van de problemen van Duitsland: de wijnwet van 1971 stelde dat alle wijnen zoet zijn tenzij het tegendeel op het etiket staat. Alle andere landen gaan van het omgekeerde uit: een wijn is droog tenzij er ‘zoet’ op staat. Met als gevolg dat in een tijd waarin de consument overwegend om droge wijnen vraagt, hij in Duitsland heel lang niet wist waar hij aan toe was. En ondanks diverse pogingen ‘het systeem’ te versimpelen, geldt dat eigenlijk nog. Hoewel het merendeel van de producenten definitief het roer heeft omgegooid en droge wijnen maakt, blijven de etiketten een onontwarbare kluwen van aanduidingen als Classic, Spätlese trocken, Qualiteitswein met en zonder Prädikat, Erste Lage, Grosse Gewächs, VDP etc…..

Duitse wijnen zijn bovendien nooit goedkoop: veel van de beste wijngaarden (maar niet alle…) zijn gelegen op steile hellingen, de zogenaamde Steillage. Het bewerken van zo’n Steillage kost aanzienlijk meer manuren dan het bewerken van een vlakke wijngaard. De prijs van een fles uit de Moezel, de Rheingau, de Ahr of welk Duits wijngebied met steile hellingen dan ook, kan nooit laag zijn. En dat blijft in Nederland voor de gemiddelde consument een beperkende factor, helaas.

Uiteraard kregen we ook weer een aantal wijnen te proeven. Veertien stuks, waarvan negen wit, drie rood en twee edelzoet. Het boeiendst was het om de grote verscheidenheid in Rieslings te ontdekken: riesling is een druif die bij uitstek het terroir weerspiegelt, en dat was goed te proeven deze middag.
Zelf was ik het meest onder de indruk van een ‘simpele’ Classic: 2006 Riesling Classic uit de Rheingau, van Domdechant Werner’sches Weingut. Niet eerder proefde ik een echt goede Classic; bij deze noteerde ik ‘sinaasappel, grapefruit, rijk, zonnig, vol, sterk mineraal in de afdronk’ en diverse uitroeptekens. Het concept ‘Classic’ is ontwikkeld door het Deutsche Weininstitut; sinds 2000 mag het op het etiket staan. De wijn moet dan gemaakt zijn van één druivenras; dat druivenras moet op het etiket staan, samen met een jaartal. Het alcoholpercentage moet minimaal 12% bedragen (11,5% in de Moezel) en het restsuikergehalte mag niet meer zijn dan het dubbele van het totale zuurgehalte, met een maximum van 15 g/l. Effectief zijn Classic wijnen altijd droog!

Daarnaast beviel me van de rode wijnen de 2004 Malterdinger Bienenberg Spätburgunder van Weingut Bernhard Huber in Baden het best. Een prachtige, ontwikkelde, volle, ronde pinot noir met veel rood fruit, beter dan mening bourgogne maar uiteindelijk niet te vergelijken daarmee.
En gelukkig was er ook een toetje, zoals het bij een proeverij met mooie Duitse wijnen past. De 2003 Muskateller Beerenauslese van Weingut Ökonomierat Rebholz in de Pfalz was pittig en fris, heel mooi zoet, jong en primair en had een bittertje van de botrytis. Een heerlijke wijn en een waardige afsluiting van een ‘gedegen’ rondje Duitsland.

2 reacties

  1. Je hebt gelijk wat betreft Duitse wijn, ze kunnen inderdaad heel mooi zijn.

    Ik ben, bij wijze van spreke, opgegroeid met Duitse wijn. En er is de laatste jaren best het nodige veranderd, ten goede !

    De suikerzoete wijntjes behoren veelal tot het verleden en de trend is trocken of halbtrocken, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Elzas. Er is zelfs weer een nieuwe benaming bijgekomen, namelijk ‘feinherb’, tussen halbtrocken en trocken in.

    Je schrijft dat Duitse wel duur moet zijn, vanwege het klimaat en de Steillagen aldaar.

    Dat valt eigenlijk best wel mee. Je ziet er nog genoeg wijn te koop liggen voor rond de vier à vijf Euro. Maar ga je voor kwaliteit, dan vind je in de prijsklasse tussen de acht en de twintig Euro, ware juweeltjes te koop, waar de term ‘WoW’ zeker op van toepassing is.

    Vorige week “deed” ik vier dagen Trier en ik heb genoten, niet alleen van die prachtige Mosel omgeven, maar zeker van de fantastische wijnen, die ik daar proefde en kocht.

    Ik hield het op twee wijnmakers en met de nodige flessen in mijn kofferbak van Weingut Reichsgraf von Kesselstatt en Weingut Erben Thanisch, hoop ik, al genietend, weer enige maanden mee vooruit te kunnen -)

    Ed

  2. Wat dat betreft ben je maar gezegend, Ed. Even een tripje over de grens is wat makkelijker dan voor mij, helaas 🙂 Maar dit najaar wil ik het toch ook minstens een dag proberen: even naar de Ahr of de Mittelrhein.

Reacties zijn gesloten.